Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB1017

Datum uitspraak2007-07-03
Datum gepubliceerd2007-08-03
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
ZaaknummersAWB 06-10863 REA
Statusgepubliceerd


Indicatie

Eiser heeft bij UWV een individuele re-integratieovereenkomst aangevraagd. De kosten hiervan bedragen € 12.000,--. Het maximale bedrag hiervoor is door UWV echter bepaald op € 5000,-- , behoudens bijzondere omstandigheden. Eiser heeft niet aangetoond dat zijn geval zodanig bijzonder is, dat niet kan worden volstaan met het maximale bedrag.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM Sector bestuursrecht zaaknummer: AWB 06 - 10863 REA uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 juli 2007 in de zaak van: [eiser], wonende te [woonplaats], eiser, gemachtigde: mr. M.J. Gerrits, werkzaam te Amsterdam, tegen de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 25 oktober 2005 heeft verweerder eisers aanvraag om toekenning van een individuele re-integratieovereenkomst afgewezen. Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 30 november 2005 bezwaar gemaakt. Bij besluit van 7 september 2006 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 17 oktober 2006, aangevuld bij brief van 6 juni 2007, beroep ingesteld. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend. Het beroep is behandeld ter zitting van 21 juni 2007, waar eiser zich heeft doen vertegenwoordigen door mr. M.J. Gerrits, en waar verweerder zich, na voorafgaand bericht, niet heeft doen vertegenwoordigen. Tevens was ter zitting aanwezig M. Schilten, werkzaam bij het re-integratiebedrijf UpToDate in Houten. 2. Overwegingen 2.1 De rechtbank heeft op 12 juni 2007 een aanvullend beroepschrift met bijlagen ontvangen. In aanmerking genomen dat eiser hiermee artikel 8:58 Awb heeft geschonden en bovendien reeds bij brief van 27 april 2007 op de hoogte is gebracht van de datum waarop het beroep ter zitting wordt behandeld, ziet de rechtbank onvoldoende reden om genoemde stukken aan het doossier toe te voegen. 1.2 Verweerder heeft eiser bij besluit van 18 april 2005 per 1 april 2005 een uitkering toegekend krachtens de Werkloosheidswet (WW). Op 5 oktober 2005 heeft eiser bij verweerder een aanvraag ingediend ter verkrijging van een individuele re-integratieovereenkomst (IRO). Bij deze aanvraag heeft eiser een trajectplan gevoegd dat is opgesteld door het re-integratiebedrijf UpToDate te Houten. Uit de offerte van dit bedrijf blijkt dat de begeleiding van eiser naar werk € 12.000,-- kost. Verweerder heeft bij besluit van 25 oktober 2005 eisers aanvraag afgewezen, omdat de kosten van het trajectplan het maximumbedrag van € 5000,-- overschrijden en de kosten volgens verweerder niet in verhouding staan tot de in te zetten instrumenten. Op 2 november 2005 heeft eiser een aangepast trajectplan en een aangepaste offerte ingediend. Verweerder heeft in bezwaar de afwijzing van de aanvraag gehandhaafd. 2.3 Eiser kan zich niet met het bestreden besluit verenigen. Hij stelt zich op het standpunt dat dit besluit onzorgvuldig is voorbereid en onvoldoende is gemotiveerd. Ook handelt verweerder, door te weigeren eiser een IRO toe te kennen, in strijd met het gelijkheidsbeginsel. In dit verband verwijst eiser naar een aantal zijns inziens identieke gevallen waarin verweerder wel is overgegaan tot toekenning van een IRO met een trajectplan waarvan de uitvoeringskosten € 12.000,-- bedragen. Volgens eiser schendt verweerder het verbod van willekeur en verweerder heeft zijns inziens in redelijkheid niet kunnen komen tot het besluit eisers aanvraag af te wijzen. Richtlijnen ontbreken immers. Uit de stukken blijkt niet waarom er een wanverhouding zou bestaan tussen het re-integratietraject en de geoffreerde prijs. Niet duidelijk is, wat verweerder bedoelt met het goedkoopst adequate alternatief. Het re-integratiebedrijf heeft volgens eiser voldoende gemotiveerd waarom het traject duurder is dan € 5000,--. Voorts heeft verweerder eiser onvoldoende de gelegenheid geboden aannemelijk te maken waarom in zijn geval een bedrag van € 12.000,-- benodigd is. Eiser wijst erop dat hij heeft gekozen voor een kort en intensief traject van een half jaar, terwijl een re-integratietraject nooit langer mag duren dan twee jaar. Ook benadrukt hij de individuele keuzevrijheid. Eiser verzoekt om veroordeling van verweerder tot het betalen van schadevergoeding en om vergoeding van proceskosten in de bezwaarfase. Ter zitting heeft eiser benadrukt dat verweerder ten onrechte geen richtlijnen heeft opgesteld ter beoordeling van een bijzondere situatie als die van eiser. 2.4 Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij niet handelt in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Ook stelt verweerder dat er bij eiser geen sprake is van een zeer grote afstand tot de arbeidsmarkt. Eiser is een goed opgeleide man met goede werkervaring en hij heeft een relatief korte werkloosheidsduur. Op grond hiervan is volgens verweerder een hoger budget dan het maximale bedrag van € 5000,-- niet aan de orde. Verweerder stelt voorts dat eiser niet heeft aangetoond dat zijn geval zodanig bijzonder is, dat niet kan worden volstaan met een bedrag van € 5000,--. 2.5 Op grond van artikel 4.2., eerste lid, van het Besluit SUWI kan het UWV ten behoeve van (onder anderen) de werknemer, bedoeld in artikel 72, eerste lid, van de WW, op diens aanvraag een individuele re-integratieovereenkomst sluiten met (onder anderen) een re-integratiebedrijf, overeenkomstig de voorkeur van de aanvrager, ter uitvoering van werkzaamheden die zijn gericht op de inschakeling in het arbeidsproces. Uit het tweede lid van dit artikel blijkt, dat het UWV het ten hoogste aan het re-integratiebedrijf verschuldigde bedrag bepaalt voor de uitvoering van de individuele re-integratieovereenkomst. Ingevolge het derde lid van artikel 4.2 Besluit SUWI kunnen bij ministeriële regeling regels worden gesteld omtrent de voorwaarden waaronder door het UWV een individuele re-integratieovereenkomst als bedoeld in het eerste lid kan worden gesloten en omtrent de inhoud van de individuele re-integratieovereenkomst. 2.6 In artikel D.1 van het Beoordelingskader individuele re-integratieovereenkomst UWV 2005 is bepaald, dat op grond van artikel 4.1a, derde lid, van het Besluit SUWI het UWV het maximale bedrag voor uitvoering van een individuele re-integratieovereenkomst heeft vastgesteld op € 5000,-- exclusief btw. In artikel D.2 is bepaald, dat de klant UWV kan verzoeken een hoger bedrag beschikbaar te stellen voor de uitvoering van de individuele re-integratieovereenkomst, indien wordt aangetoond dat een hoger bedrag noodzakelijk is om de klant op de arbeidsmarkt te plaatsen. In het plaatsingsplan dient hiertoe gemotiveerd te worden waarom een hoger bedrag noodzakelijk is en dat voor het goedkoopste adequate alternatief is gekozen. 2.7 Uit eisers aanvraag om een RIO blijkt onder meer dat in zijn geval de uitvoering van de RIO €12.000,-- kost. De kosten van deze RIO gaan het maximale bedrag van € 5000,-- ruim te boven. Hieruit kan worden opgemaakt, dat eiser van mening is dat zijn geval zodanig bijzonder is, dat met het maximale bedrag van € 5000,-- niet kan worden volstaan. Op grond hiervan ligt het op eisers weg om aan te tonen, dat zijn geval zodanig bijzonder is, dat een hoger bedrag dan €5000,-- noodzakelijk is om eiser op de arbeidsmarkt te kunnen plaatsen. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt onder meer dat eiser voor de onderbouwing van de hoogte van het bedrag van €12.000,-- heeft verwezen naar het (aangepaste) trajectplan dat is opgesteld door het re-integratiebedrijf UpToDate, met een daarbij gevoegde (aangepaste) offerte. Verweerder stelt zich op het standpunt dat uit het trajectplan en de offerte niet kan worden opgemaakt op grond waarvan het voor eiser, als goed opgeleide werknemer, met een geringe afstand tot de arbeidsmarkt, desondanks noodzakelijk is dat er een zware, intensieve begeleiding wordt ingezet om te bereiken dat eiser in korte tijd kan instromen in een nieuwe betaalde baan. De rechtbank volgt verweerder in dit standpunt. Eiser is er niet in geslaagd aan te tonen dat in zijn situatie sprake is van een zodanig bijzonder geval, dat het bedrag van € 12.000,-- noodzakelijk is om eisers terugkeer op de arbeidsmarkt te bewerkstelligen. De omstandigheid dat verweerder voor de beoordeling van een geval als dat van eiser geen specifieke richtlijnen heeft opgesteld, brengt niet met zich, dat de afweging die verweerder in dit individuele geval heeft gemaakt, de rechterlijke toetsing niet zou kunnen doorstaan. Eiser heeft niet aannemelijk kunnen maken dat er sprake is van schending van het verbod van willekeur. Voorts is de omstandigheid dat het CWI eiser heeft ingedeeld in fase 2 weliswaar niet zonder betekenis, maar dit betekent niet dat verweerder ook niet zelf mag beoordelen wat eisers afstand tot de arbeidsmarkt is. 2.8 Eiser heeft zich expliciet beroepen op het gelijkheidsbeginsel. Dit beroep faalt, omdat niet aannemelijk heeft kunnen maken dat de gevallen waarnaar eiser heeft verwezen (onder meer een besluit van verweerder van 17 augustus 2006) gelijk zijn aan het geval van eiser. De enkele omstandigheid dat het hier ook gaat om werknemers die, wat de afstand tot de arbeidsmarkt betreft, zijn geplaatst in fase 2, is in dit geval onvoldoende. 2.9 Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling en het toekennen van een schadevergoeding bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De rechtbank: verklaart het beroep ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.M. Rutten, rechter, en op 3 juli 2007 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van P.M. van der Pol, griffier. afschrift verzonden op: Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, postbus 16002, 3500 DA Utrecht. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.